...

In 2024, na de fusie met Ziekenhuisnetwerk Antwerpen, wordt Willeke Dijkhoffz - nu nog CEO van GZA, onder meer drie algemene ziekenhuizen - topvrouw van het nieuwe megaziekenhuis ZAS (Ziekenhuis aan de Stroom), een mastodont met 13 ziekenhuissites en meer dan 3.300 bedden. Sparringpartner is Jan Blontrock. Hij staat aan het hoofd van Sint-Vincentius Deinze, met 165 bedden één van de kleinste ziekenhuizen van het land. Sinds 2017 vormt Deinze een personele unie met Maria Middelares Gent. Vanaf 1 januari 2024 wordt het één gemeenschappelijke vzw die twee erkende ziekenhuizen verder zal uitbaten. Mevrouw Dijkhoffz, heeft een klein ziekenhuis voordelen? Willeke Dijkhoffz (WD): GZA telt meer dan 1.000 bedden op drie campussen. Dat is groot maar ik kan me inleven in de leefwereld van een klein ziekenhuis. Ik ken de habitat van St.-Jozef Mortsel, een klein ziekenhuis binnen GZA. Solidariteit - iedereen kent iedereen - is soms een groot voordeel, je helpt elkaar bij problemen. Het is een kleine community en het ziekenhuis is van oudsher ingebed in de regio en bekend bij de huisartsen. Dat ligt bij grotere ziekenhuizen natuurlijk wat anders. In 2017 sloot Sint- Jozef zijn materniteit. Dat had een enorme impact op Mortsel als leefgemeenschap, het was ook 'hun' ziekenhuis. Ik ken dus de charme van een klein ziekenhuis. Jan Blontrock (JB): Ik startte mijn carrière als verpleegkundige en was later 20 jaar verpleegkundig directeur in het Jan Yperman ziekenhuis in Ieper. Ik besef dat schaalgrootte ongelooflijke voordelen heeft om complexe dingen aan te pakken en aan onderzoek te doen. In een kleine entiteit is dat bijzonder moeilijk. Het voordeel is dan wel het grote engagement van artsen en personeel. Ook de interactie met de huisartsen is anders. In het grotere Maria Middelares, waar ik ook verpleegkundig directeur ben, is de dynamiek toch al anders. Of dat nu beter of slechter is, valt moeilijk te benoemen. Ik geloof heel sterk in het lokale, in de nabijheidsfunctie van een klein ziekenhuis. Dan moet je wel niet de ambitie hebben om alles te willen doen. Een pluspunt is om deel uit te maken van een groter geheel met dezelfde bestuurders en gezamenlijke belangen. Daarom worden Maria Middelares en Sint-Vincentius een vzw maar met aparte erkenningsnummers zodat er twee ziekenhuizen blijven bestaan. Wettelijk moet een ziekenhuis minstens 150 bedden hebben. Is er een absoluut minimum om te kunnen functioneren? WD: Een moeilijke vraag. Ik heb ervaring met woonzorgcentra met 120 bewonersplaatsen. Dat is een goed optimum voor backoffices, ondersteunende diensten enz. Kleiner wordt een dure zaak. Dat kun je deels doortrekken naar kleine ziekenhuizen. Qua backoffices, juridische diensten, technische profielen... moet alles kunnen wat in een groot ziekenhuis kan. Het is handig om op dat vlak zelfvoorzienend te zijn. Dat is de grote uitdaging. Los van het wettelijke is er een kritisch minimum om het financieel leefbaar te houden. JB: Volledig akkoord. De term 'bed' is achterhaald voor zorgstrategische plannen, financiering enz. Al blijft de term 'bed' natuurlijk wel een wettelijk gegeven. In het buitenland combineren sommige ziekenhuizen 40 bedden met een gigantische dagpraktijk. Vraag is welke zorg je de regio wilt bieden. Te veel bedden is ook niet goed. In Deinze zetten we in op basispathologie en dan is 150 bedden een minimum om het financieel, qua EPD enz. leefbaar te houden. En je wagonnetje moet aan een groter geheel hangen. WD: De literatuur legt de ideale schaal bedrijfsmatig tussen 200 en 600 bedden op één site. ZAS telt 3.300 bedden - in de dagkliniek zijn het nu 'zetels' en er zijn verantwoorde, erkende bedden enz. - en dat is enorm. We fuseren de vzw's met behoud van aparte erkenningsnummers voor twee algemene en één psychiatrisch ziekenhuis. JB: Dat is belangrijk. Op zichzelf zou Deinze niet verder kunnen bestaan. Sint-Vincentius en Maria Middelares zijn twee sterke merken. Maria Middelares is innovatief en modern en Deinze werkt aan een nieuwe branding. Dat slaat aan. Door het grotere geheel enerzijds en de kleinschaligheid anderzijds trekken we heel gemakkelijk artsen aan. Een wettelijk bepaald maximum aantal bedden is er niet. Wanneer wordt een ziekenhuis te groot? WD: In de jaren 1980 kondigde de overheid een moratorium af. Dat werkte een stukje regulerend. Nu zijn fusies de grote trend. Zoals ook bij ZAS verhoogt dat de schaal van het aantal bedden. Fusioneren zonder plan mag niet. De overheid reguleert dat dus en remt wat af. De Belgische Mededingingsautoriteit kijkt daarop toe. Schrik moeten we niet hebben, er is geen aangroei. Integendeel, het concept van verantwoorde bedden dwingt ons veelal juist tot het verkleinen van onze schaal. Maar samen kan je heel wat dingen doen. ZNA en GZA samen doen meer dan 8.500 bevallingen. Dat laat toe zorg op maat te organiseren, zelfs regionaal. Grote volumes zorgen voor kwaliteitswinst: je kan centraliseren en focusklinieken oprichten om specialisatie toe te laten. Volgens de literatuur klopt het niet helemaal dat een groot aanbod kwaliteitswinst oplevert tot op een bepaald optimum. Het is een L-curve. Het is niet dat je naar kwaliteitsverlies gaat. Van belang is vooral dat je volume meegroeit naar ondersteuning en structuren. JB: We zetten als klein ziekenhuis enorm in op de evolutie naar waardegedreven zorg. Daar geloof ik heel sterk in en dat is even goed mogelijk in een klein als in een groot ziekenhuis. Kwaliteitsvolle zorg efficiënt organiseren en voor de patiënt toegevoegde waarde creëren staat los van het aantal bedden. Omkadering heb je wel nodig. Deinze overleeft door de samenwerking met Maria Middelares. De toekomst is vanuit het E17 netwerk geborgen als we verstandig met elkaar blijven omgaan. De superspecialist heeft iedereen graag in zijn ziekenhuis. Hij moet wel voldoende 'voer' hebben om zijn honger te stillen. Ken uw ambitie. Deinze moet inzetten op een goed uitgebouwde regionale functie binnen een groter geheel. Niet op gespecialiseerde zorg.