Het verblijf in een kraamkliniek werd de voorbije jaren bijna 20% korter. Volgens een rapport van de FOD Volksgezondheid kan dat zeker voor een deel worden toegeschreven aan de publiciteit rond de zes proefprojecten met verkorte verblijfsduur - maar parallel aan het snellere ontslag uit de kraamafdeling ziet men ook een toename van de activiteit van vroedvrouwen buiten het ziekenhuis.
De FOD Volksgezondheid publiceerde een rapport over de zes proefprojecten 'Bevallen met verkort ziekenhuisverblijf'. In totaal namen 13.978 vrouwen aan de projecten deel - iets meer van de helft van de 27.372 vrouwen die in totaal in dezelfde periode in de zes betrokken ziekenhuizen bevielen.
Autonomie
De zes proefprojecten konden zelf de organisatie van de kraamzorg met een verkort verblijf bepalen - evenals de inclusie- en exclusiecriteria. Zo sloot AZ Nikolaas bijvoorbeeld vrouwen die een keizersnede ondergingen uit het project uit. Het was het enige deelnemende ziekenhuis dat dat deed.
UZ Leuven - dat voor het project samenwerkte met de ziekenhuizen Heilig Hart Leuven en Heilig Hart Tienen - maakte een onderscheid tussen nullipari en multipari wat de dag van het ontslag uit het ziekenhuis betreft. De eersten werden op dag 3 na de bevalling ontslagen en de laatsten op dag 2. Vrouwen met een keizersnede werden pas op dag 4 ontslagen.
In Leuven en Sint-Niklaas volgde men grotendeels hetzelfde traject na de bevalling - dat was ook uniek onder de zes proefprojecten. Er was een huisbezoek 24 uur na het ontslag uit het ziekenhuis en op dag 4, 5, 6, 7, 10 en 14 vond er afwisselend een bezoek en telefonisch contact plaats. Verder was er nog een huisbezoek één maand en zes weken na het ontslag.
AZ Nikolaas startte de prenatale begeleiding al op week 16 - in Leuven gebeurde dat pas op week 28.
Standaardisering
De proefprojecten liepen twee jaar. De auteurs van het evaluatierapport concluderen uit de rapportering dat er geen problemen werden vastgesteld als gevolg van de verkorte verblijfsduur. Over het algemeen waren de vrouwen ook tevreden over de zorg die ze in deze projecten kregen.
Volgens de FOD Volksgezondheid waren de betrokken ziekenhuizen zelf vragende partij om de projecten met nog een jaar te verlengen. In het derde jaar werd wel een uniform protocol gevolgd door al deze ziekenhuizen. Er werden ook strengere eisen gesteld aan de registratie (voor de registratie en coördinatie ontvingen de proefprojecten jaarlijks 40.000 euro).
Opnameduur is verminderd
De auteurs van het evaluatierapport analyseerden de Minimale Ziekenhuisgegevens tussen 2013 en 2017 en stelden vast dat in die periode de gemiddelde verblijfsduur in een kraamkliniek ook effectief korter werd - met name 18%. Ook andere ziekenhuisverblijven werden korter maar het algemeen gemiddelde daar was maar 9%.
De analyse beperkt zich tot ongecompliceerde zwangerschappen (Severity of Illness I), zowel met een natuurlijke bevalling als met een keizersnede. De daling vond vooral in 2015 plaats (een jaar waarvoor registratiegegevens overigens ontbreken) en ze was begin 2016 grotendeels een feit - voordat de proefprojecten van start gingen, met andere woorden.
De facturatiegegevens van het IMA over de eerste drie semesters van de proefprojecten leren dat de vrouwen die eraan deelnamen beduidend minder lang in de kraamkliniek verbleven dan het nationale gemiddelde. Maar vrouwen die niet deelnamen aan een proefproject in de erbij betrokken ziekenhuizen verbleven er iets langer in de kraamkliniek dan het nationale gemiddelde.
Proefprojecten of vroedvrouwen?
De auteurs van het rapport vermoeden dat discussies over de duur van het kraamverblijf en de aandacht voor de proefprojecten de evolutie wat betreft het kraamverblijf in de hand heeft gewerkt. Ze veronderstellen dat ook andere dan de deelnemende ziekenhuizen met de eerste lijn zijn gaan overleggen over een verkorte verblijfsduur.
Sinds 2013 - parallel met de verkorting van het verblijf in de kraamkliniek - gaf het Riziv van jaar tot jaar ook meer uit aan de thuiszorg door vroedvrouwen. Het aantal pre- en postnatale prestaties voor vroedvrouwen nam daarbij al toe voordat er van de proefprojecten sprake was.
Lessen
De overheid neemt de lessen uit de proefprojecten mee in het lopende beleid. Bij het federaal kenniscentrum zijn rapporten in de maak over de organisatie van de prenatale zorg en van de kraamklinieken in het nieuwe ziekenhuislandschap. Op vraag van de Interministeriële Conferentie kwam vorig jaar ook een advies tot stand over een zorgopdracht 'moeder-kind' en de optimale organisatie van kraamklinieken binnen het landschap van locoregionale klinische ziekenhuisnetwerken.
Lees ook Artsenkrant online: Projecten verkort kraamverblijf bekrachtigen het gevolgde spoor
De FOD Volksgezondheid publiceerde een rapport over de zes proefprojecten 'Bevallen met verkort ziekenhuisverblijf'. In totaal namen 13.978 vrouwen aan de projecten deel - iets meer van de helft van de 27.372 vrouwen die in totaal in dezelfde periode in de zes betrokken ziekenhuizen bevielen. AutonomieDe zes proefprojecten konden zelf de organisatie van de kraamzorg met een verkort verblijf bepalen - evenals de inclusie- en exclusiecriteria. Zo sloot AZ Nikolaas bijvoorbeeld vrouwen die een keizersnede ondergingen uit het project uit. Het was het enige deelnemende ziekenhuis dat dat deed.UZ Leuven - dat voor het project samenwerkte met de ziekenhuizen Heilig Hart Leuven en Heilig Hart Tienen - maakte een onderscheid tussen nullipari en multipari wat de dag van het ontslag uit het ziekenhuis betreft. De eersten werden op dag 3 na de bevalling ontslagen en de laatsten op dag 2. Vrouwen met een keizersnede werden pas op dag 4 ontslagen.In Leuven en Sint-Niklaas volgde men grotendeels hetzelfde traject na de bevalling - dat was ook uniek onder de zes proefprojecten. Er was een huisbezoek 24 uur na het ontslag uit het ziekenhuis en op dag 4, 5, 6, 7, 10 en 14 vond er afwisselend een bezoek en telefonisch contact plaats. Verder was er nog een huisbezoek één maand en zes weken na het ontslag.AZ Nikolaas startte de prenatale begeleiding al op week 16 - in Leuven gebeurde dat pas op week 28.StandaardiseringDe proefprojecten liepen twee jaar. De auteurs van het evaluatierapport concluderen uit de rapportering dat er geen problemen werden vastgesteld als gevolg van de verkorte verblijfsduur. Over het algemeen waren de vrouwen ook tevreden over de zorg die ze in deze projecten kregen.Volgens de FOD Volksgezondheid waren de betrokken ziekenhuizen zelf vragende partij om de projecten met nog een jaar te verlengen. In het derde jaar werd wel een uniform protocol gevolgd door al deze ziekenhuizen. Er werden ook strengere eisen gesteld aan de registratie (voor de registratie en coördinatie ontvingen de proefprojecten jaarlijks 40.000 euro). Opnameduur is verminderdDe auteurs van het evaluatierapport analyseerden de Minimale Ziekenhuisgegevens tussen 2013 en 2017 en stelden vast dat in die periode de gemiddelde verblijfsduur in een kraamkliniek ook effectief korter werd - met name 18%. Ook andere ziekenhuisverblijven werden korter maar het algemeen gemiddelde daar was maar 9%.De analyse beperkt zich tot ongecompliceerde zwangerschappen (Severity of Illness I), zowel met een natuurlijke bevalling als met een keizersnede. De daling vond vooral in 2015 plaats (een jaar waarvoor registratiegegevens overigens ontbreken) en ze was begin 2016 grotendeels een feit - voordat de proefprojecten van start gingen, met andere woorden.De facturatiegegevens van het IMA over de eerste drie semesters van de proefprojecten leren dat de vrouwen die eraan deelnamen beduidend minder lang in de kraamkliniek verbleven dan het nationale gemiddelde. Maar vrouwen die niet deelnamen aan een proefproject in de erbij betrokken ziekenhuizen verbleven er iets langer in de kraamkliniek dan het nationale gemiddelde.Proefprojecten of vroedvrouwen?De auteurs van het rapport vermoeden dat discussies over de duur van het kraamverblijf en de aandacht voor de proefprojecten de evolutie wat betreft het kraamverblijf in de hand heeft gewerkt. Ze veronderstellen dat ook andere dan de deelnemende ziekenhuizen met de eerste lijn zijn gaan overleggen over een verkorte verblijfsduur.Sinds 2013 - parallel met de verkorting van het verblijf in de kraamkliniek - gaf het Riziv van jaar tot jaar ook meer uit aan de thuiszorg door vroedvrouwen. Het aantal pre- en postnatale prestaties voor vroedvrouwen nam daarbij al toe voordat er van de proefprojecten sprake was. LessenDe overheid neemt de lessen uit de proefprojecten mee in het lopende beleid. Bij het federaal kenniscentrum zijn rapporten in de maak over de organisatie van de prenatale zorg en van de kraamklinieken in het nieuwe ziekenhuislandschap. Op vraag van de Interministeriële Conferentie kwam vorig jaar ook een advies tot stand over een zorgopdracht 'moeder-kind' en de optimale organisatie van kraamklinieken binnen het landschap van locoregionale klinische ziekenhuisnetwerken.Lees ook Artsenkrant online: Projecten verkort kraamverblijf bekrachtigen het gevolgde spoor