...

Deze evolutie is er gekomen vanuit de ervaring dat tal van diagnostische en therapeutische medische handelingen blijkbaar ook veilig buiten de muren van een ziekenhuis kunnen gebeuren. De patiënt kan in een dergelijke constellatie doorgaans sneller worden gezien en behandeld. Dus kortere wachttijden. De artsen dienen geen honoraria af te dragen zoals in de algemene erkende ziekenhuizen, de werkomstandigheden voor de artsen zijn heel wat soepeler vermits er meestal geen wachtdienst is, en heel belangrijk, er is een beter haalbare combinatie arbeid - gezin mogelijk. Deze instellingen dienen niet te worden geregistreerd en moeten evenmin een erkenning of vergunning van de overheid hebben. Op zich is dat een gunstige evolutie. Maar. Er ontstaat naast de normale erkende ziekenhuizen een parallel zorgcircuit en een soort braindrain uit het ziekenhuis van zowel artsen als van medisch en administratief personeel. De commerciële privéklinieken zijn er vooral op gericht om winst te boeken, en het risico bestaat dat er kan en zal bespaard worden op kosten en middelen, wat de kwaliteit en de veiligheid van de zorg in het gedrang kan brengen. Desgevallend zal de patiënt hiervoor een hoge, soms heel hoge prijs betalen. Hij is er zich niet bewust van dat het zorgaanbod in deze constellatie georganiseerd wordt in een door de overheid ongecontroleerde commerciële setting, en is ervan overtuigd dat de zorg altijd en overal verloopt volgens door de overheid bepaalde kwaliteitsvereisten en standaarden. Helaas is er in ons land, in België, (nog) geen wetgeving die regels oplegt inzake infrastructuur, veiligheid en kwaliteitsbewaking. Bijgevolg kan elke arts die een visum heeft van de overheid en ingeschreven staat op de lijst van de Orde van artsen volkomen wettelijk een commerciële klinische praktijk openen en uitbaten. Alleen moet men werken volgens de regels van de deontologie die o.a. bepalen dat "een arts er zich voor een diagnose of behandeling toe verbindt zijn patiënt zorgvuldig en gewetensvol de zorgen toe te dienen die stroken met de thans geldende wetenschap" (art.4 oude CGP). "De arts organiseert zijn praktijk zodanig dat hij zijn beroep kwalitatief hoogstaand en veilig uitoefent, de continuïteit van de zorg verzekert." (art 8. Nieuwe CGP)In Nederland moeten extramurale centra beantwoorden aan dezelfde kwaliteitsnormen als de openbare erkende ziekenhuizen zoals verplichte registratie en kwaliteitsindicatoren en veiligheidsnormen naleven die door de gezondheidsinspectie kunnen worden gecontroleerd. In Frankrijk moeten alle privéklinieken van plastische chirurgen voldoen aan specifieke kwaliteitsvereisten m.b.t. de organisatie, de apparatuur en het personeel. Bij gunstig resultaat van de inspectie ontvangt de instelling een vergunning voor een termijn van vijf jaar, die uiteraard hernieuwbaar is na inspectie. In Denemarken is eveneens registratie verplicht en een vergunning noodzakelijk. Gelukkig functioneren de meeste privéklinieken in België heel goed en werken ze kwalitatief, veilig en deontologisch correct zoals het hoort. Helaas zijn er de spijtige uitzonderingen die niet volgens de deontologische regels werken en handelen.Zo was er onlangs de melding door het parket van een praktijk waarbij een patiënt na een vier uur durende plastische ingreep in coma was gegaan en de dag nadien was overleden. Elke ingreep heeft zijn risico's zou je kunnen zeggen. Maar, na onderzoek bleken heel wat zaken te zijn misgelopen. Zo bleek dat het anesthesietoestel gedurende maanden niet gebruikt was, dat er geen AED-toestel en geen defibrillator in de recovery aanwezig was terwijl de patiënt een hartstilstand kreeg, dat het operatiekwartier en de recovery zich op de eerste verdieping van een appartementsblok bevonden alwaar er geen lift was die in geval van nood de patiënt vlug en veilig naar de ziekenhuiswagen kon transporteren. In dit geval moest de patiënt, die in levensnood verkeerde, door de brandweer via een raam naar buiten worden gebracht, waardoor heel veel levensnoodzakelijke tijd verloren ging. Tot overmaat van ramp bleek de anesthesist, die er een vervanging van twee dagen had aangenomen, geen ervaren anesthesist te zijn maar een spoedarts die het laatste jaar geen langdurige narcoses had uitgevoerd. Ook het medisch personeel was blijkbaar onvoldoende geschoold om in een dergelijke extramurale setting met langdurige plastische ingrepen om te gaan. Er was geen aangepast preoperatief onderzoek verricht, noch had de anesthesist de patiënt vooraf gezien. Later bleek dat deze HIV- en Hepatitis C-positief was, wat een ernstig risico inhield voor het medisch personeel. Tot slot liet de anesthesist zijn patiënt op de recovery achter onmiddellijk na de operatie, en ging hij rustig een koffie drinken op het secretariaat op de gelijkvloerse verdieping. Hij is nochtans wettelijk en deontologisch verplicht zijn patiënt te begeleiden op de recovery tot deze geëxtubeerd is en stabiel en zelfstandig kan ademen. Enfin, niets dan problemen...en dit is geen alleenstaande casus. Vraag is hoe de overheid de privéklinieken, waar dit soort sterfgevallen zeker kunnen vermeden worden, beter kan aanpakken, reguleren, en in een optimale correcte setting kan plaatsen. Er zijn voorafgaand aan een dergelijke setting veiligheidsnormen en opgelegde kwaliteitsvereisten noodzakelijk, samen met een risicoanalyse van de infrastructuur. Vandaar mijn betoog om dringend werk te maken van een aangepaste regelgeving en verplichte registratie van alle privéklinieken in ons land waarvan er momenteel reeds om en bij de 100 zijn, gevolgd door het afleveren van een vergunning die na een aantal jaren (bijv. vijf jaar), opnieuw kan getoetst worden aan de gevraagde vereisten en verlengd kan worden. Enkel op deze wijze zal men de veiligheid en de kwaliteit van zorg aan de patiënt kunnen verzekeren en bij uitbreiding nog meer sterfgevallen kunnen vermijden.