'Patiënt krijgt gelijk van rechter, zonder zelf fout te moeten bewijzen' en 'Voortaan kan patiënt het wél halen van artsen'. Onder deze titels brachten enkele kranten recent misleidende en voorbarige informatie bij een arrest van het hof van beroep van Antwerpen van 20 november 2021 (1).
Een arts heeft tegenover de patiënt in principe 'slechts' een inspanningsverbintenis, geen resultaatsverbintenis. Zelfs een zorgvuldig handelend arts kan immers geen resultaat (juiste diagnose, genezing enz.) garanderen. Als het verhoopte resultaat uitblijft, is het aan de patiënt om te bewijzen dat dit het gevolg is van een fout van de arts. De bewijslast ligt dus bij de patiënt. Uitzonderlijk is er wel een resultaatsverbintenis: als het rechterbeen moet worden geamputeerd en de chirurg amputeert het linkerbeen, dan staat de fout meteen vast.
Ziekenhuisinfectie
In een arrest van 5 september 2019 besliste het Hof van Cassatie dat ook het voorkomen van een ziekenhuisinfectie een inspanningsverbintenis is. Een patiënt die het slachtoffer is geworden van zo'n infectie en de schade wil verhalen op de arts of het ziekenhuis waar deze werkt, zal dus een fout moeten bewijzen. Daar bestaat geen discussie over.
Na dit arrest van het Hof van Cassatie moest het hof van beroep van Antwerpen zich in dezelfde zaak nog uitspreken over de vraag of er inderdaad een fout was gemaakt. Om die te kunnen bewijzen, vroeg de patiënt aan het ziekenhuis informatie op over de maatregelen die het had genomen om een ziekenhuisinfectie te voorkomen. Maar het ziekenhuis weigerde die informatie te overhandigen of kon dat niet doen, omdat ze niet zou bestaan.
'Kennelijk onredelijk'
Daarop maakte het hof van beroep toepassing van het vijfde lid van artikel 8.5. Nieuw Burgerlijk wetboek, ingevoerd door de wet van 13 april 2019. Dat artikel geeft aan de rechter de mogelijkheid om 'in het licht van uitzonderlijke omstandigheden (te) bepalen wie de bewijslast draagt wanneer de toepassing van de gewone regels 'kennelijk onredelijk' zou zijn. Volgens het hof van beroep is de weigering van het ziekenhuis de gevraagde informatie te overhandigen een 'uitzonderlijke omstandigheid'. En bijgevolg is het ook 'kennelijk onredelijk' om van de patiënt te verwachten dat hij de fout van het ziekenhuis zou bewijzen. Meteen schuift de bewijslast door naar het ziekenhuis: dat moet bewijzen dat het de inspanningsverbintenis niet heeft geschonden en dat kon het niet.
Misleidend en voorbarig
Wie het arrest van het hof van beroep zonder vooringenomenheid leest, kan niet anders dan besluiten dat de berichtgeving in de kranten misleidend en voorbarig is. Misleidend omdat de bewijslast werd omgekeerd wegens uitzonderlijke omstandigheden. En voorbarig omdat nog valt af te wachten hoe het Hof van Cassatie hierover zal oordelen.
(1) Gepubliceerd in het Tijdschrift voor gezondheidsrecht, 2021-22, nr.5, 416.
Een arts heeft tegenover de patiënt in principe 'slechts' een inspanningsverbintenis, geen resultaatsverbintenis. Zelfs een zorgvuldig handelend arts kan immers geen resultaat (juiste diagnose, genezing enz.) garanderen. Als het verhoopte resultaat uitblijft, is het aan de patiënt om te bewijzen dat dit het gevolg is van een fout van de arts. De bewijslast ligt dus bij de patiënt. Uitzonderlijk is er wel een resultaatsverbintenis: als het rechterbeen moet worden geamputeerd en de chirurg amputeert het linkerbeen, dan staat de fout meteen vast. In een arrest van 5 september 2019 besliste het Hof van Cassatie dat ook het voorkomen van een ziekenhuisinfectie een inspanningsverbintenis is. Een patiënt die het slachtoffer is geworden van zo'n infectie en de schade wil verhalen op de arts of het ziekenhuis waar deze werkt, zal dus een fout moeten bewijzen. Daar bestaat geen discussie over.Na dit arrest van het Hof van Cassatie moest het hof van beroep van Antwerpen zich in dezelfde zaak nog uitspreken over de vraag of er inderdaad een fout was gemaakt. Om die te kunnen bewijzen, vroeg de patiënt aan het ziekenhuis informatie op over de maatregelen die het had genomen om een ziekenhuisinfectie te voorkomen. Maar het ziekenhuis weigerde die informatie te overhandigen of kon dat niet doen, omdat ze niet zou bestaan. Daarop maakte het hof van beroep toepassing van het vijfde lid van artikel 8.5. Nieuw Burgerlijk wetboek, ingevoerd door de wet van 13 april 2019. Dat artikel geeft aan de rechter de mogelijkheid om 'in het licht van uitzonderlijke omstandigheden (te) bepalen wie de bewijslast draagt wanneer de toepassing van de gewone regels 'kennelijk onredelijk' zou zijn. Volgens het hof van beroep is de weigering van het ziekenhuis de gevraagde informatie te overhandigen een 'uitzonderlijke omstandigheid'. En bijgevolg is het ook 'kennelijk onredelijk' om van de patiënt te verwachten dat hij de fout van het ziekenhuis zou bewijzen. Meteen schuift de bewijslast door naar het ziekenhuis: dat moet bewijzen dat het de inspanningsverbintenis niet heeft geschonden en dat kon het niet. Wie het arrest van het hof van beroep zonder vooringenomenheid leest, kan niet anders dan besluiten dat de berichtgeving in de kranten misleidend en voorbarig is. Misleidend omdat de bewijslast werd omgekeerd wegens uitzonderlijke omstandigheden. En voorbarig omdat nog valt af te wachten hoe het Hof van Cassatie hierover zal oordelen.