In juli 2016 ging in Leuven het pilootproject 'bevallen met een verkort ziekenhuisverblijf' van start. Het is een van de zes pilootprojecten van minister van Volksgezondheid Maggie De Block voor verkorte kraamtijd: pas bevallen vrouwen en hun baby verlaten na 2 of 3 nachten het ziekenhuis. 50 tot 60% van de vrouwen komt in aanmerking om aan het project deel te nemen. 42% van de bevallen vrouwen koos om na de bevalling vroeger naar huis te gaan.

Evaluatie

Na een jaar was het tijd voor een eerste evaluatie. Het evaluatiedossier, dat aan het begin van de zomer aan de minister werd overhandigd, wijst uit dat het pilootproject goede kans maakt om overal in België van start te kunnen gaan, op voorwaarde dat een aantal struikelblokken worden bijgestuurd.

Anne Dedry van vzw De Bakermat: "Het succes van dit pilootproject is een pluim op de hoed van iedereen die in Vlaams-Brabant bezig is met het begeleiden van zwangere vrouwen: vroedvrouwen, huisartsen, gynaecologen, kinderartsen, verpleegkundigen, kraamzorgorganisaties en Kind en Gezin. Het is een enorme meerwaarde dat eerste- en tweedelijnszorg beter met elkaar overleggen: dat zorgt voor vertrouwen tussen alle zorgverleners."

Maggie De Block, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid: "Ik wil in de eerste plaats alle zorgverleners bedanken die meewerken aan dit pilootproject en aan de vijf andere. Zij plooien zich dubbel om kwaliteitsvolle, interdisciplinaire zorg aan te bieden, en met succes: de moeders zijn tevreden, en ik met hen. Natuurlijk zijn er nog werkpunten, bijvoorbeeld op het vlak van informatie delen, maar het komt er nu op aan om die bij te schaven. Daarom hebben we deze pilootprojecten tenslotte gelanceerd."

Patiënttevredenheid

Een van de opvallendste positieve punten in het dossier is de tevredenheid van de vrouwen die aan het project deelnamen: 80% van de moeders is tevreden over het project. Vooral de prenatale voorbereiding scoort goed: moeders vinden dat ze goed voorbereid werden op de kortere kraamtijd en voldoende consultaties kregen. De persoonlijke communicatie met vroedvrouwpraktijken is voor veel vrouwen een meerwaarde. Ook de opvolging na de bevalling en de continuïteit van de zorgverlening kregen goede punten. Bovendien waren er maar enkele heropnames nodig van mama en baby.

Screening van moeder en kind

Vroeger weggaan uit de kraamafdeling van het ziekenhuis kan enkel als een screening aantoont dat dat veilig is. De ziekenhuizen werken daarvoor met een nieuwe systematische checklist die moet aantonen dat de gezondheid, verzorging en ondersteuning van de moeder in orde is. De baby krijgt twee extra screenings voor hij naar huis gaat: eentje voor geelzucht en eentje die peilt naar mogelijke hartafwijkingen. De Guthrietest voor metabole ziekten, die normaal op de derde dag in het ziekenhuis gebeurt, wordt in het pilootproject door de vroedvrouw thuis afgenomen. De huisartsen volgden een extra opleiding bij de kinderartsen om het zevendedagonderzoek bij de baby, dat vroeger in het ziekenhuis gebeurde, voortaan ook zelf te kunnen doen.

Blijvend overleg

Belangrijkste pluspunt is de geslaagde samenwerking tussen alle betrokken partijen. Het project is een partnerschap tussen UZ Leuven, Heilig Hart Leuven, en het Expertisecentrum Kraamzorg De Bakermat dat de coördinatie van het project op zich neemt. Zopas werd het pilootproject nog uitgebreid naar RZ Heilig Hart Tienen. Ook de eerstelijnsvroedvrouwen, de huisartsen, Kind en Gezin en de kraamzorgorganisaties zijn nauw betrokken bij het project.

Werkpunten

Het pilootproject bleek ook nuttig om enkele pijnpunten bloot te leggen. Het voornaamste zwakke punt in het project is de moeilijkheid om gegevens te delen. Gynaecologen, vroedvrouwen en huisartsen werken sinds jaar en dag met hun eigen patiëntendossier: een werkbare manier om minimale gegevens te delen is een must om het project te kunnen lanceren in heel België.

Daarnaast is de werkdruk voor vroedvrouwen, gynaecologen en kinderartsen in de ziekenhuizen hoger. Bij een kortere kraamtijd moeten ze meer info op kortere tijd aan de bevallen moeders geven. Bovendien moeten de extra screenings en de noodzakelijke medische zorg binnen een korte tijdsspanne gebeuren. Ook het onderzoek dat de baby moet krijgen op dag 7 na de bevalling, is een werkpunt: bij 4% van de baby's gebeurde de test niet. Zowel de bijgeschoolde huisarts als de kinderarts kunnen die test afnemen.

In juli 2016 ging in Leuven het pilootproject 'bevallen met een verkort ziekenhuisverblijf' van start. Het is een van de zes pilootprojecten van minister van Volksgezondheid Maggie De Block voor verkorte kraamtijd: pas bevallen vrouwen en hun baby verlaten na 2 of 3 nachten het ziekenhuis. 50 tot 60% van de vrouwen komt in aanmerking om aan het project deel te nemen. 42% van de bevallen vrouwen koos om na de bevalling vroeger naar huis te gaan.Evaluatie Na een jaar was het tijd voor een eerste evaluatie. Het evaluatiedossier, dat aan het begin van de zomer aan de minister werd overhandigd, wijst uit dat het pilootproject goede kans maakt om overal in België van start te kunnen gaan, op voorwaarde dat een aantal struikelblokken worden bijgestuurd.Anne Dedry van vzw De Bakermat: "Het succes van dit pilootproject is een pluim op de hoed van iedereen die in Vlaams-Brabant bezig is met het begeleiden van zwangere vrouwen: vroedvrouwen, huisartsen, gynaecologen, kinderartsen, verpleegkundigen, kraamzorgorganisaties en Kind en Gezin. Het is een enorme meerwaarde dat eerste- en tweedelijnszorg beter met elkaar overleggen: dat zorgt voor vertrouwen tussen alle zorgverleners."Maggie De Block, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid: "Ik wil in de eerste plaats alle zorgverleners bedanken die meewerken aan dit pilootproject en aan de vijf andere. Zij plooien zich dubbel om kwaliteitsvolle, interdisciplinaire zorg aan te bieden, en met succes: de moeders zijn tevreden, en ik met hen. Natuurlijk zijn er nog werkpunten, bijvoorbeeld op het vlak van informatie delen, maar het komt er nu op aan om die bij te schaven. Daarom hebben we deze pilootprojecten tenslotte gelanceerd."PatiënttevredenheidEen van de opvallendste positieve punten in het dossier is de tevredenheid van de vrouwen die aan het project deelnamen: 80% van de moeders is tevreden over het project. Vooral de prenatale voorbereiding scoort goed: moeders vinden dat ze goed voorbereid werden op de kortere kraamtijd en voldoende consultaties kregen. De persoonlijke communicatie met vroedvrouwpraktijken is voor veel vrouwen een meerwaarde. Ook de opvolging na de bevalling en de continuïteit van de zorgverlening kregen goede punten. Bovendien waren er maar enkele heropnames nodig van mama en baby.Screening van moeder en kindVroeger weggaan uit de kraamafdeling van het ziekenhuis kan enkel als een screening aantoont dat dat veilig is. De ziekenhuizen werken daarvoor met een nieuwe systematische checklist die moet aantonen dat de gezondheid, verzorging en ondersteuning van de moeder in orde is. De baby krijgt twee extra screenings voor hij naar huis gaat: eentje voor geelzucht en eentje die peilt naar mogelijke hartafwijkingen. De Guthrietest voor metabole ziekten, die normaal op de derde dag in het ziekenhuis gebeurt, wordt in het pilootproject door de vroedvrouw thuis afgenomen. De huisartsen volgden een extra opleiding bij de kinderartsen om het zevendedagonderzoek bij de baby, dat vroeger in het ziekenhuis gebeurde, voortaan ook zelf te kunnen doen.Blijvend overlegBelangrijkste pluspunt is de geslaagde samenwerking tussen alle betrokken partijen. Het project is een partnerschap tussen UZ Leuven, Heilig Hart Leuven, en het Expertisecentrum Kraamzorg De Bakermat dat de coördinatie van het project op zich neemt. Zopas werd het pilootproject nog uitgebreid naar RZ Heilig Hart Tienen. Ook de eerstelijnsvroedvrouwen, de huisartsen, Kind en Gezin en de kraamzorgorganisaties zijn nauw betrokken bij het project.WerkpuntenHet pilootproject bleek ook nuttig om enkele pijnpunten bloot te leggen. Het voornaamste zwakke punt in het project is de moeilijkheid om gegevens te delen. Gynaecologen, vroedvrouwen en huisartsen werken sinds jaar en dag met hun eigen patiëntendossier: een werkbare manier om minimale gegevens te delen is een must om het project te kunnen lanceren in heel België.Daarnaast is de werkdruk voor vroedvrouwen, gynaecologen en kinderartsen in de ziekenhuizen hoger. Bij een kortere kraamtijd moeten ze meer info op kortere tijd aan de bevallen moeders geven. Bovendien moeten de extra screenings en de noodzakelijke medische zorg binnen een korte tijdsspanne gebeuren. Ook het onderzoek dat de baby moet krijgen op dag 7 na de bevalling, is een werkpunt: bij 4% van de baby's gebeurde de test niet. Zowel de bijgeschoolde huisarts als de kinderarts kunnen die test afnemen.