...
Het Grondwettelijk Hof velde op 3 oktober een arrest over de vraag of ook rechtspersonen zoals een woonzorgcentrum vallen onder de toepassing van artikel 909 oud Burgerlijk Wetboek (BW). Het eerste lid van artikel 909 bevat al vele jaren een zogenaamd onweerlegbaar vermoeden van 'captatie' (beïnvloeding) waardoor onder meer artsen niet kunnen genieten van een schenking of nalatenschap van een patiënt die zij hebben behandelend voor de ziekte waaraan die patiënt is overleden.Beheerders en personeelsleden In 2003 werd aan artikel 909 van het oude BW een tweede lid toegevoegd, en een vermoeden van captatie ingevoerd voor beheerders en personeelsleden van rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen en van om het even welke collectieve woonstructuur voor bejaarden. Die beheerders en personeelsleden kunnen geen voordeel genieten van schenkingen of nalatenschappen die een persoon die in hun instelling heeft verbleven gedurende zijn verblijf aldaar te hunnen behoeve mocht hebben gemaakt. Ook voor hen geldt dus het wettelijk vermoeden van captatie. De rechtspersoon die deze voorziening uitbaat (een VZW, een OCMW) wordt echter niet in deze bepaling vermeld.Prejudiciële vraagEen bejaarde vrouw had tijdens haar verblijf in een woonzorgcentrum een schenking gedaan aan dit centrum. Na haar overlijden werd de geldigheid van die schenking betwist door haar nicht. Alvorens hierover een uitspraak te doen stelde het Hof van Beroep te Antwerpen aan het Grondwettelijk Hof de vraag of het onderscheid dat artikel 909, tweede lid maakt tussen beheerders en personeelsleden aan de ene kant en de rechtspersoon aan de andere kant, niet strijdig is met artikel 10 en 11 van de Grondwet (discriminatieverbod).Artikel 909, tweede lid discrimineertVolgens het Grondwettelijk Hof beoogt artikel 909, tweede lid oud BW een wettige doelstelling: het vrijwaren van de integriteit van de zorgrelaties, door mogelijke misbruiken te voorkomen.In het licht van die legitieme doelstelling is het echter niet redelijk verantwoord dat de onmogelijkheid om schenkingen en nalatenschappen van een bewoner van een woonzorgcentrum te ontvangen, enkel geldt voor beheerders en personeelsleden van dat woonzorgcentrum en niet voor het woonzorgcentrum zelf. Ook rechtspersonen kunnen, door toedoen van hun wettelijke vertegenwoordigers, zichzelf voordeel verschaffen door misbruik te maken van de zorgrelaties, zodat het eveneens noodzakelijk is om de bewoners van instellingen voor residentiële ouderenzorg hiertegen te beschermen. Het verschil in behandeling is strijdig met de Grondwet.Het Hof handhaaft wel de gevolgen ten aanzien van uitgevoerde schenkingen en nalatenschappen die afgesloten zijn en niet in rechte zijn betwist vóór de datum van uitspraak van het arrest, 3 oktober 2024.